10 februari 2016

Een nieuw verhaal: vertelperspectief

Door welke bril ziet de lezer het verhaal

Een belangrijke keuze bij het begin van een verhaal is het vertelperspectief. Door welke bril laat je de lezer naar het verhaal kijken? In nummer 6, jaargang 19 van het magazine 'Schrijven' staat een workshop rond vertelperspectief van Carla de Jong. Ideaal om een beetje mee te experimenteren.
Om te beginnen, een definitie: 'Het vertelperspectief is (...) het punt van waarneming van waaruit een tekst of een deel van de tekst wordt verteld.' (Personages, conflict en perspectief, Frank Stüger, 2011, uitgeverij Augustus).
Gevolgd door een opsomming: een schrijver kan kiezen voor een ik-verteller, een personele verteller, een meervoudige verteller of een alwetende verteller. Elk perspectief geeft je verhaal een specifiek karakter. Uitproberen is dus de boodschap. 

Oefening 1
Het ik-perspectief in tegenwoordige of verleden tijd: beschrijf iets dat je zelf hebt meegemaakt eerst in het heden en dan in het verleden. Wat is het verschil in beleving?

Zoek

Ik sta aan de rand van het ballenbad. Voor de zeventiende keer komt ze met een brede glimlach van de glijbaan. Twee is ze en ze voelt zich als een vis, euh tja, tussen de ballen van het ballenbad.
"Nog!" eist ze. Ik geef haar een zetje. De eerste treden van het klimtuig zijn nog wat steil. Daarna kan ze het alleen. Ik sta te wachten tot ik het vrolijke gezichtje van mijn meisje opnieuw van de gijbaan zie komen. Ze laat op zich wachten. Zo is ze wel. Ik kijk of ik haar nog zie klimmen. Niets.
Het duurt nu echt te lang. Heb ik haar net gemist? Ik kijk rond tussen de ballen. Maar geen enkel hoofdje hoort bij mijn kind. Lichte paniek. Ik vraag hier en daar of niemand een klein meisje met blonde krullen en een blauwe trui heeft gezien. Ik krijg twee soorten reacties. Afstandelijke blikken. Van mensen die zich afvragen hoe stom je wel niet bent als je hier je kind kwijtraakt. En begrijpende blikken. Van mensen die onmiddellijk mee op zoek gaan. Raakten ze zelf ooit hun peuter kwijt? Misschien.

Zoek

Ik stond aan de rand van het ballenbad. Voor de zeventiende keer kwam ze met een brede glimlach van de glijbaan. Twee was ze en ze voelde zich als een vis, euh tja, tussen de ballen van het ballenbad. 
"Nog!" eiste ze. Ik gaf haar een zetje. De eerste treden van het klimtuig waren nog wat steil. Daarna kon ze het alleen. Ik stond te wachten tot ik het vrolijke gezichtje van mijn meisje opnieuw van de gijbaan zag komen. Ze liet op zich wachten. Zo was ze wel. Ik keek of ik haar nog zag klimmen. Niets. 
Het duurde nu echt te lang. Had ik haar net gemist? Ik keek rond tussen de ballen. Maar geen enkel hoofdje hoorde bij mijn kind. Lichte paniek. Ik vroeg hier en daar of niemand een klein meisje met blonde krullen en een blauwe trui had gezien. Ik kreeg twee soorten reacties. Afstandelijke blikken. Van mensen die zich afvroegen hoe stom je wel niet bent als je een kind kwijtraakt. En begrijpende blikken. Van mensen die onmiddellijk mee op zoek gingen. Raakten ze zelf ooit hun peuter kwijt? Misschien.

Het effect? Tegenwoordige tijd is heel direct. Je bent als lezer helemaal in het hier en nu. Je beleeft mee. In de verleden tijd kijk je terug. Samen met het personage.

Ik heb mijn dochter trouwens in tranen, maar vooral ook in één stuk, teruggevonden in de armen van een medewerker van de speeltuin.


Oefening 2
Neem een fragment in het ik-perspectief en maak er een jij van. Welk effect heeft dit op de tekst?

Toen ik acht was
Boterbloemen in de wei. Zo hoog als mijn hoofd. Short aan. Laarzen aan. Op avontuur. Pop Pia in mijn rugzak. Als ik hard genoeg trap met mijn laarzen, hier een beetje, daar een beetje, dan heb ik een huis. Een bloemenhuis voor mij en Pia. Daarna gaan we op avontuur. Naar het tuinhuisje van opa aan de rand van de wei. Hij is er niet vandaag. Jammer, geen koekjes. Daarna trekken we helemaal naar het einde van de bloemenwereld. Waar bloemen overgaan in maïs. Pia en ik kijken naar de hoge muur van maïs. Pia wordt een beetje bang. Ze denkt dat er enge dieren tussen de lange maïsstengels wonen.
"Alleen konijntjes Pia", fluister ik, "Er wonen alleen konijntjes." Snel neem ik haar terug mee naar ons huisje. Daar zitten we in de zon. Om Pia de enge dieren te laten vergeten, knutsel ik een bloemenketting. Daar krijg ik honger van. Ik waad door de bloemen en kruip onder de omheining. Mama kijkt op van het onkruid wieden. "Ben je daar?", lacht ze, "Wat denk je van een ijsje?"

Toen je acht was
Boterbloemen in de wei. Zo hoog als je hoofd. Short aan. Laarzen aan. Op avontuur. Pop Pia in je rugzak. Als je hard genoeg trapt met je laarzen, hier een beetje, daar een beetje, dan heb je een huis. Een bloemenhuis voor jou en Pia. Daarna ga je op avontuur. Naar het tuinhuisje van opa aan de rand van de wei. Hij is er niet vandaag. Jammer, geen koekjes. Daarna trekken jullie helemaal naar het einde van de bloemenwereld. Waar bloemen overgaan in maïs. Pia en jij kijken naar de hoge muur van maïs. Pia wordt een beetje bang. Ze denkt dat er enge dieren tussen de lange maïsstengels wonen.
"Alleen konijntjes Pia", fluister je, "Er wonen alleen konijntjes." Snel neem je haar terug mee naar jullie huisje. Daar zitten jullie in de zon. Om Pia de enge dieren te laten vergeten, knutsel je een bloemenketting. Daar krijg je honger van. Je waadt door de bloemen en kruipt onder de omheining. Mama kijkt op van het onkruid wieden. "Ben je daar?", lacht ze, "Wat denk je van een ijsje?"

Het effect? In het ik-verhaal beleef je alles samen met het kleine meisje in de wei. Je gaat als lezer op pad met het personage. In het jij-verhaal voel je meer afstand. Het voelt alsof er een oudere versie (of familie) van het kleine meisje aan het woord is die terugkijkt naar vroeger. Een jij-verteller is volgens mij ook wel erg ongebruikelijk. En voor gevorderden.


Nog meer uitproberen rond perspectief? Op Schrijven online vind je een uitgebreide reeks oefeningen.



Follow my blog with Bloglovin

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...